Een verdoving bij een operatie bij kinderen

Ouder en Kind-centrum

In het kort

Om ervoor te zorgen dat je tijdens de operatie niks voelt, krijg je een verdoving. We noemen dit ook wel een narcose of anesthesie.

Er zijn verschillende manieren om ervoor te zorgen dat jij niks voelt. Jij kan in het gesprek met de arts meebeslissen over de verdoving die je krijgt. Ook na de operatie doet de dokter zijn best om te zorgen dat je niet zoveel pijn hebt.

Voorbereiding thuis: nuchter

Als je voor een operatie naar het ziekenhuis komt, is het belangrijk dat je nuchter bent. Dit betekent dat je van tevoren niet eet. Je mag wel heldere vloeistoffen drinken.
Dit is belangrijk omdat je anders tijdens de narcose kunt gaan overgeven. Dan komt de inhoud van je maag in de longen en daar word je heel erg ziek van. Als je wel hebt gegeten of iets hebt gedronken wat niet mocht, dan kan de operatie niet doorgaan.

We hebben de volgende regels:

Is de operatie tussen 8.00 – 12.00 uur? 

  • Je mag na 24.00 uur, de avond voor de operatie, niet meer eten.
  • Totdat je wordt opgenomen mag je alleen heldere vloeistoffen drinken: dit is water, thee, zwarte koffie en ranja.
  • Let op: je mag géén vruchtensap en géén melk of andere zuivelproducten drinken, ook niet in de koffie of de thee.

Als je medicijnen moet innemen, kan dat met een klein slokje water.

Is de operatie tussen 12.00 – 17.00 uur?

  • Je mag tot 6.00 uur in de ochtend: 1 of 2 beschuitjes met jam of appelstroop eten, zonder boter.
  • Totdat je wordt opgenomen mag je alleen heldere vloeistoffen drinken: water, thee, zwarte koffie en ranja.
  • Let op: je mag géén vruchtensap en géén melk of andere zuivelproducten drinken, ook niet in de koffie of de thee.

Als je medicijnen moet innemen, kan dat met een klein slokje water.

Afhankelijk van het tijdstip van de operatie kan het zijn dat je op de verpleegafdeling nog een klein beetje te drinken krijgt.

Ouders/verzorgers

Soms is het lastig dat je niet mag eten. We zien vaak dat ouders dan ‘solidair’ zijn, en ook niet eten of drinken. Maar als zij met jou meegaan naar het ziekenhuis en meegaan naar de operatiekamer, moeten ze juist wel eten en drinken. Dit om te voorkomen dat ze niet lekker worden!

 Baby – informatie voor ouders/verzorgers

 Als een baby wordt geopereerd, gelden de volgende regels:

  • Flesvoeding: mag je geven tot 6 uur voor de opnametijd.
  • Borstvoeding: mag je geven tot 4 uur voor de opnametijd.
  • Water, suikerwater of ranja mag je geven tot de opnametijd.

 Eventuele medicijnen kan je kind innemen met een slokje water.

 

Verdere voorbereiding thuis

Geen sieraden, piercings

Tijdens de operatie mag je geen piercings en sierraden dragen. Laat kettinkjes, armbandjes, oorbellen en ringen daarom thuis.

Geen crème, lotion of make-up

Op de dag van de operatie mag je geen crème, lotion of make-up op.
Nagellak, kunstnagels of gelnagels kunnen blijven zitten.

Stoppen met roken

Als je rookt is het belangrijk dat je in ieder geval 6 weken voor de operatie stopt. Als je niet rookt herstel je sneller, genezen je wonden beter en heb je minder kans op vervelende bijwerkingen zoals een infectie. Als je hulp nodig hebt om te stoppen, laat het ons dan weten.

Gebruik je de pil (anticonceptie)?

Als je de anticonceptiepil slikt, is het verstandig om voor en na de operatie extra voorbehoedsmiddelen te gebruiken, tot het begin van een nieuwe strip. Door de medicijnen, diarree of overgeven kan het zijn dat de anticonceptiepil je niet volledig beschermt tegen een zwangerschap.

Poli Anesthesiologie

Voordat je de operatiedatum te horen krijgt, heb je een afspraak op de poli Anesthesiologie. Hier ga je in een gesprek met:

  • de anesthesioloog, dit is de dokter die zorgt dat je slaapt tijdens de operatie.
  • de anesthesiemedewerker, dit is de assistent die je in de gaten houdt tijdens de operatie.

Zij onderzoeken je, en stellen je vragen over bijvoorbeeld je lengte en je gewicht. Een operatie kan pas doorgaan als de anesthesioloog daar toestemming voor geeft. Als je tegen de verdoving op ziet of er vragen over hebt, dan kun je die met de anesthesioloog bespreken.

Keuze verdoving

Tijdens de operatie is je hele lichaam of een deel van de je lichaam verdoofd, zodat je geen pijn hebt. Er zijn verschillende soorten verdoving. Samen met de anesthesioloog maak je een keuze over de verdoving. Dit hangt af van jouw gezondheid en de operatie die je krijgt. Het is mogelijk dat er een andere anesthesioloog bij de operatie is, dan die je nu spreekt.

Medicijngebruik

Als je medicijnen gebruikt, kun je daar gewoon mee doorgaan. Als het beter is om voor de operatie te stoppen met de medicijnen of meer/minder in te nemen, vertelt de anesthesioloog dit (of de dokter die je gaat opereren). Als je suikerziekte (diabetes) hebt, maakt het ziekenhuis voor de operatie nog een afspraak voor je bij de kinderarts.

Aanvullend onderzoek

Soms wil de anesthesioloog extra onderzoek laten doen, zoals een bloedonderzoek, röntgenonderzoek, echo of een ECG (hartfilmpje). Deze onderzoeken worden gedaan voor je operatie.

Narcose: verdoving van je hele lichaam

Als je hele lichaam wordt verdoofd, heet dat narcose. Je wordt dan met een slaapmiddel in slaap gebracht. Hierdoor merk je niks van de operatie. 

Via een infuus

Als je met een infuus onder narcose gaat krijg je van tevoren een pleister op je handen of op je elleboog om de huid alvast minder gevoelig te maken. Na het prikken van het infuus blijft er een dun, plastic buisje in je hand of elleboog zitten. Via het infuus geeft de anesthesioloog je een slaapmiddel waardoor je in slaap valt. Daarnaast krijg je ook een kapje voor je mond en neus, hier komt dan alleen zuurstof uit.

Met een kapje

Je kan een slaapmiddel krijgen via een (doorzichtig) kapje. De anesthesioloog of de anesthesiemedewerker zet het kapje over je neus en mond, en houdt het vast.

Door te ademen krijg je een slaapmiddel en zuurstof binnen. Je valt zo langzaam in slaap. Het kan zijn dat je even een beetje draaierig wordt of een vreemd gevoel krijgt. Dit duurt maar kort.

Bijwerkingen

Het duurt soms even voordat je na de operatie weer helemaal beter bent. Dit hangt af van de soort operatie die je hebt gehad, maar is wel normaal. Het is belangrijk dat je de verpleegkundige of dokter vertelt hoe je je voelt. Want vaak kunnen we er iets aan doen.

We geven hier aan welke bijwerkingen veel voorkomen:

  • Na de operatie voel je je soms wat misselijk. Dit is vooral bij operaties aan je oog, oor en buik. Ook kun je misselijk worden van sommige pijnstillers. Je kunt medicijnen krijgen die helpen tegen de misselijkheid
  • Het kan zijn dat je na de operatie een beetje suf bent.
    Als je na de operatie meteen weer naar huis mag, mag je niet alleen naar huis, niet fietsen en ook niet scooter- of autorijden. Het is belangrijk dat er iemand thuis is, die op je kan letten.

Ademhaling

Tijdens de operatie hou je een kapje op je neus en mond waardoor je (extra) zuurstof krijgt. Als je onder narcose bent krijg je een buisje in je keel, waar je door ademt. Hier merk je tijdens de operatie niks van, soms heb je later wel wat een droge, hese of schorre keel of stem. Bij het plaatsen van het buisje kunnen we heel soms de tanden beschadigen. Daarom is het belangrijk dat je ons vertelt als je losse tanden hebt.

Verdoving van een deel van je lichaam

Soms wordt je lichaam voor een deel verdoofd. Dit kan met een ruggenprik of zenuwblokkade. Als je tijdens de operatie toch wilt slapen, kan je een roesje krijgen.

Een ruggenprik

Bij een ruggenprik krijg je een prik met verdovingsmiddel onderin je rug, tussen twee rugwervels. De verdoving werkt meestal zo’n 3 tot 6 uur. Als de verdoving werkt heb je minder of geen gevoel in je onderlichaam en benen. Een ruggenprik is daarom alleen mogelijk bij een operatie onder de navel (zoals je onderbuik, heupen, knieën of voeten).

Bijwerkingen en contact opnemen

  • Door een ruggenprik kunnen bloeddruk schommelingen ontstaan. Hierdoor kun je je soms wat misselijk voelen.
  • Heel zelden kun je, als de verdoving is uitgewerkt, wat problemen met het plassen hebben.
  • Ook hoofdpijn na een ruggenprik is zeer zeldzaam en gaat in de meeste gevallen vanzelf over.

Goed om te weten: plat gaan liggen en veel drinken (koffie, thee en energiedrankjes) helpt meestal goed. 

Heb je rug-, hoofd- of nekpijn? Koorts, moeite met plassen of minder gevoel in je onderlichaam na een ruggenprik? Dan is het goed om de poli Anesthesiologie te bellen.

  • Telefoon (0592) 32 56 80, op werkdagen van 8.30 - 16.30 uur.

Ruggenprik bij heel jonge kinderen
Heel jonge kinderen kunnen bij het staartbotje een injectie krijgen met een verdovingsvloeistof. Dit heet caudale anesthesie. Dit doen we onder narcose, uw kind merkt daar dus niets van.
Door de injectie wordt het hele onderlichaam verdoofd. Zolang de verdoving werkt, heeft uw kind minder kracht in zijn benen.

Zenuwblokkade

Bij een operatie aan je schouder, hand, knie of voet kan de anesthesioloog een zenuwblokkade zetten. Dit zorgt ervoor dat je geen pijn hebt. Deze verdoving werkt tot na de operatie, zodat je ook de eerste uren (12 tot 24 uur) na de operatie geen pijn hebt. Door de zenuwblokkade kan het zijn dat je dat lichaamsdeel minder goed of niet kunt bewegen.

Op de operatieafdeling

Op de verpleegafdeling krijg je al een speciaal operatiejasje aan. Daarna ga je in een bed naar de operatieafdeling. Op de operatieafdeling zijn verschillende ruimtes. Eerst kom je op de voorbereidingskamer (holding). Daarna ga je naar de operatiekamer. Je wordt wakker op de uitslaapkamer (verkoeverruimte).

Voorbereidingsruimte

In de voorbereidingskamer krijg je plakkers op de borst, een band om je arm en een zachte knijper op je vinger. Dit is nodig om hartritme, bloeddruk en het zuurstofgehalte in het bloed te meten. Hiermee kunnen de dokters je tijdens de operatie goed in de gaten houden.

Operatiekamer

Op de operatiekamer kom je op een aparte tafel te liggen. Deze is een stuk smaller dan je ziekenhuisbed. Ook is het een stuk kouder op de operatiekamer dan op andere plekken in het ziekenhuis.

Daarna gaan we de laatste controles doen en zal de dokter eerst wat vragen aan jou en je ouder. Zo weten we zeker dat jij geopereerd moet worden en dat alle spullen aanwezig zijn. Hierna krijg je de narcose en daarna begint pas de operatie.

Aanwezigheid ouder/verzorger

Eén van je ouders/verzorgers mag bij jou blijven tot je in slaap bent gevallen. Je vader of moeder krijgt een speciaal pak (overall) aan, een mutsje op en hoesjes om de schoenen. Je ouder gaat naar de wachtkamer als je wordt geopereerd.

Na de operatie ga je naar de uitslaapkamer. Hier is ook weer één van je ouders bij je. Als je goed wakker bent, ga je terug naar de kinder- en jeugdafdeling.

Informatie voor ouders/verzorgers

Kinderen die onder narcose moeten, zijn vaak minder angstig als hun vader, moeder of verzorger erbij is op het moment dat ze in slaap worden gebracht.
Dat geldt ook voor het moment dat ze wakker worden op de uitslaapkamer. In het WZA is het bijna altijd mogelijk dat 1 ouder of verzorger aanwezig is.

  • Spreek van tevoren af wie met je kind meegaat.
  • Als je zwanger bent en je kind krijgt de narcose via een kapje, is het beter als je niet meegaat naar de operatiekamer.  Dit omdat de medicijnen mogelijk invloed op de zwangerschap kunnen hebben.
  • Zorg ervoor dat je zelf van tevoren goed eet. Spanning en een lege maag vergroten de kans op flauwvallen. De medewerkers van de operatiekamer hebben alle aandacht nodig voor de zorg voor je kind.
  • Draag geen sieraden en trek gemakkelijke kleding aan. Je krijgt van ons een overall om over je eigen kleding aan te doen.
  • Volg de aanwijzingen en instructies op van onze medewerkers. Het is mogelijk dat we je vragen de voorbereidingsruimte, de operatiekamer of de uitslaapkamer te verlaten. Ga op dat moment hierover niet in discussie; na de operatie is er de mogelijkheid om dit te bespreken.
  • Geef op tijd aan als je je niet goed voelt.
  • Als je kind voor een spoedoperatie komt, kun je vaak niet mee tot in de operatiekamer. Je blijft dan bij je kind tot in de voorbereidingsruimte.
    Op de uitslaapkamer kun je uiteraard weer bij je kind zijn.

Als je kind wakker wordt, kan het zijn dat je kind niet meteen herkent. Dit is normaal. U hoeft zich daar geen zorgen over te maken.

 

Na de operatie

Het is belangrijk dat je na de operatie niet teveel last hebt van de pijn, dan herstel je beter. Je kan dan beter ademen, hoesten, bewegen, slapen en eten. Na de operatie komt een paar keer per dag een verpleegkundige bij je langs om te vragen hoe het met je gaat en of je nog pijn hebt.

Pijnmedicatie

Als je pijn hebt dan willen de verpleegkundigen dit graag weten om je te helpen. Als het nodig is, kun je extra medicijnen krijgen tegen de pijn.

  • Je kan bijvoorbeeld een pil, een zetpil of een drankje krijgen. Als je nog een infuus hebt, kan je medicijnen via het infuus krijgen.
  • Heb je een zenuwblokkade gekregen en is de pijnstilling langer dan 24 uur nodig? Dan gebruiken we voor de zenuwblokkade een slangetje waardoor je na de operatie extra pijnstillers krijgt.
  • Als je pijnstillers krijgt via een infuus of slangetje kun je een pijnpompje krijgen. Hiermee regel je zelf hoeveel pijnstillers je nodig hebt.

             

 

Vragen?

Poli Kindergeneeskunde

Als je een vraag hebt over de operatie kun je die stellen aan de arts die je gaat opereren.

  • Je kunt jouw vraag stellen via de BeterDichtbij-app. Je krijgt zo snel mogelijk antwoord, in ieder geval binnen 3 werkdagen. Je kan pas een appje sturen als er in de BeterDichtbij-app een gesprek voor jou is aangemaakt.
  • Of bel naar de Poli Kindergeneeskunde, telefoon (0592)32  52 30, bereikbaar op werkdagen van 8.30 - 16.30 uur.

Poli Anesthsiologie

Verandert jouw gezondheid of medicijngebruik tussen het bezoek aan de poli Anesthesiologie en de operatiedag? Of heb je een vraag over de verdoving? Neem dan contact op met de poli Anesthesiologie.

  • Poli Anesthesiologie, telefoon (0592) 32 56 80, bereikbaar op werkdagen van 8.30 - 16.30 uur.

Spoed?

Bel met dringende vragen de Spoedeisende Hulp: (0592) 32 52 78.

 

kinde59 - januari 2023