Naar hoofdinhoud Naar footer

Annemarie Bal, verpleegkundige

Wat doe je normaal gesproken in het WZA?
‘Ik werk sinds 2015 op de verpleegafdeling A2 en volg een opleiding tot hbo-verpleegkundige.’

Welke werkzaamheden verricht je nu door het coronavirus?
‘Sinds 20 maart werk ik op de cohortafdeling voor positief geteste coronapatiënten. Wij hebben de eerste patiënten uit Brabant opgevangen, om zo de ziekenhuizen in het zuiden te ontlasten. Aangezien longziekten niet mijn specialisme is, was dit wel even schakelen. Maar gelukkig is iedereen op de afdeling bereid om uitleg te geven.’

Hoe ervaar je deze hectische tijden?
‘Pfoe, ik weet niet zo goed waar ik moet beginnen. In het begin was het erg spannend. We voelden allemaal dezelfde angst en onzekerheid. De cohortafdeling moet je zien als één grote isolatiekamer. We lopen continu in speciale pakken. Met mondmaskers, handschoenen en een haarnetje en bril op. Normaal functioneren is daardoor zwaar, maar op de één of andere manier went het. Ongeveer om de drie uur gaan we uit het pak, even relaxen in de teamkamer. De cohortafdeling voelt als een andere wereld, een soort bubbel. We worden ontzettend verwend met lieve kaarten, lekkernijen van ondernemers en alle extra’s die de leidinggevenden voor ons regelen. De waardering en dankbaarheid van onze patiënten is ook enorm. We krijgen lieve kaartjes van patiënten die inmiddels thuis verder aansterken. Dit doet ons erg goed.’

‘Helaas kunnen patiënten niet altijd weer naar huis. Er zijn patiënten die ineens heel erg verslechteren. Het meest frustrerende is dat we het niet vóór kunnen zijn. We staan erbij en ineens is het mis. Dan gaat alles heel snel. Contact met de spoedarts, intensivist en de longarts. En dan komt het moeilijkste, de familie. Dat moment van bellen en vertellen dat het echt niet goed gaat, dat hun dierbare naar de intensive care moet. Ik probeer hierin zo kort, maar duidelijk mogelijk te zijn. Veel tijd hebben we ook niet. Als het nog mogelijk is laat ik de naasten telefonisch afscheid nemen van hun geliefde. Op zulke momenten krijg ik een brok in mijn keel. De emotie, wanhoop en tranen aan de andere kant van de telefoon. De lieve afscheidswoorden van én naar de patiënt. Het is zwaar om je dan groot te houden. Het liefst zou ik even willen weglopen, maar dat kan niet. Wij moeten sterk blijven, wij zijn de houvast van de patiënt én de familie. Ik heb zó te doen met de familie die zo ver weg is van hun geliefde. Hoe moeten zij dit verwerken? Op de afdeling zoek ik steun, mijn collega’s zijn de enigen die weten hoe het écht voelt. Ik stuur een berichtje naar het thuisfront en trek mijn pak weer aan. Knop omzetten en voor mijn andere patiënten vechten.’

Maak je je zorgen over besmetting?
‘Ja en nee. Ik ben niet bang dat ik besmet raak, wel dat ik ernstige symptomen krijg. We staan er met onze neus bovenop, we zien hoeveel het kapot maakt en met name bij jonge mensen is dat heel confronterend. Ik maak me veel zorgen dat ik mijn naasten besmet. Mijn hart zou breken.
Er is ook angst vanuit het thuisfront. Ik krijg veel berichtjes en appjes. Mijn moeder zorgt ervoor dat ik elke dag genoeg vitamines binnenkrijg. Ik heb al eens gezegd: ‘Als ze lintjes uitdelen, is er een voor mijn moekie.’
Zonder een liefdevol en zorgzaam thuisfront kan geen enkele verpleegkundige in deze situatie op de been blijven. Laten we dus de mensen die achter ons staan absoluut niet vergeten en af en toe bedanken!’

Naast alle narigheid in deze periode: wat voor positiefs komt hier uit?
‘De enorme saamhorigheid onder alle collega’s. Iedereen vraagt naar elkaar, appt, belt en slaat een arm om de ander. Spreekwoordelijk dan, want op 1,5 meter. Heel mooi en ontroerend om te zien dat we écht samen sterk staan in ons gevecht tegen corona! Ik ben zó ontzettend trots op mijn collega’s. Niet alleen de verpleegkundigen die aan bed staan, maar ook alle mensen die ontzettend hard werken om ons te ondersteunen!’