Wat doe je normaal gesproken in het WZA?

‘Ik stuur 40 flex-verpleegkundigen aan op de klinische afdeling. Deze mensen ondersteunen de vaste diensten. Daarnaast run ik het planbureau in het WZA, met vijf planners die ervoor zorgen dat er steeds voldoende mensen op de afdelingen zijn. En ik ben projectleider als er ad hoc dingen moeten gebeuren. Een beetje de spin in het web, ja.’

‘Je moet vooral in die laatste functie snel kunnen schakelen als er plots iets moet worden opgezet. Zoals – letterlijk – de triagetent, waar iedereen nu doorheen moet om in het ziekenhuis te komen. Die moest er snel staan én bezet worden door personeel. Gelukkig kon de tent razendsnel opgebouwd worden, omdat tentenbouwers door het stilvallen van evenementen genoeg personeel beschikbaar hebben.’

Welke werkzaamheden verricht je nu door het coronavirus?

‘Ik coördineer nu de triagetent wat betreft de personeelsbezetting. 32 mensen per dag, 8 mensen per dienst. Ook ’s nachts. Gelukkig had ik niet veel moeite om teams te formeren, het was mooi om te zien hoeveel medewerkers zich spontaan aanboden. En denk erom, het is een pittige dienst, deze mensen staan allemaal in de fontlinie, het eerste portaal naar het ziekenhuis.’

Hoe ervaar je deze hectische tijden?

‘Toen ik voor het eerst die tent zag staan, dacht ik ‘wat een surrealistisch beeld’. Het WZA lijkt zo wel een noodhospitaal in oorlogstijd. Ik kan me goed voorstellen als mensen denken ‘daar wil ik niet in terecht komen’. Aan de andere kant moeten we meer dan ooit sámen ervoor zorgen dat we deze periode doorkomen. Iedereen in het WZA heeft hierin een rol. Het brengt flexibiliteit en creativiteit bij mensen naar boven. Ik werk nu meer dan fulltime, maar we doen wat gedaan moet worden.’

‘Weet je, soms heb ik ’s nachts wel eens buikpijn als ik in bed lig. Dan moet ik weer snel iets voor elkaar krijgen in het WZA en vraag ik me af hoe ik dát weer moet doen. Zoals met die tent. Maar ja, de volgende dag dóe je het gewoon. De adrenaline giert dan door mijn lichaam, maar als het weer lukt geeft dat veel voldoening en leef ik weer helemaal op.’

Maak je je zorgen over besmetting?

‘Ja, natuurlijk. Maar dat geldt voor iedereen. Kijk, dit zijn onze zorgtaken en die voeren we uit. Maar het zoemt inderdaad wel in je achterhoofd: ook wij zijn maar mensen. We werken in een ziekenhuis, waar coronapatiënten zijn opgenomen… Maar die gedachte zet ik snel van me af en denk er niet teveel over na als ik door de tunnel naar binnen ga.’

‘Mijn kinderen waren wel bang. Mamma werkt immers in een ziekenhuis, en wat doet mamma daar allemaal dan? Daarom is het goed dat ze een filmpje hebben gezien over hoe er wordt gewerkt. Zo veilig mogelijk. Bovendien werkt mamma aan de andere kant van het ziekenhuis, een behoorlijk eind van de intensive care af. Dat stelde wel gerust.’

‘Het sociale leven bij ons thuis staat overigens wel op een laag pitje. Mijn man en ik hebben beiden cruciaal werk: ik in het ziekenhuis, hij bij de natuurbegraafplaats Hillig Meer in Eext. Dus we zien elkaar maar weinig.’

Naast alle narigheid in deze periode: wat voor positiefs komt hier uit?

‘Heel veel mensen zijn nu op elkaar aangewezen. We werken in het WZA onder haast onwerkelijke omstandigheden nauw samen, leren elkaar écht kennen. De goede en slechte kanten. Maar sámen doen we het, hier kan inderdaad geen teambuilding tegenop.’

‘En er ontstaan ook mooie dingen. Zo krijgen de patiënten uit Brabant heel veel kaartjes en tekeningen, er worden chocolaatjes gebracht… Veel mensen leven mee.’

‘Laten we hopen dat uit alle ellende - mensen die dood gaan, nabestaanden die dierbaren verliezen - ook iets moois komt. Dat we zien hoe close mensen kunnen zijn, voor elkaar klaarstaan. Dát moeten we vast zien te houden. Als we goed uit deze vreselijke periode komen, kunnen we álles aan. Maar hoe dan ook: wat je nu meemaakt, neem je de rest van je leven mee.’