Blaasoperatie (TURT)

Verwijderen van een blaastumor

  • Specialisme of afdeling Urologie
  • Openingstijden

    Maandag t/m vrijdag van 8.30 tot 16.30 uur

  • Afspraak maken? Vragen? (0592) 32 52 65
  • Wachttijd
    Informeer bij de polikliniek

In het kort

Tumoren van de blaas zijn meestal kwaadaardig (blaaskanker). Om een blaastumor te verwijderen, is een ope­ratie (TURT) nodig. U wordt hiervoor een aantal dagen opgenomen. De operatie wordt via de plasbuis gedaan; u krijgt geen uitwendige wond.  

Soms krijgt u na de operatie een blaas­spoeling met Mitomycine. Dit is een spoeling om te voorkomen dat de tumoren terugkomen. Na de operatie moet u de eerste 2 weken rustig aan doen.

Blaastumoren

De blaas ligt onderin de buikholte, vlak achter het schaambeen. Vanuit de nieren stroomt de urine via de urineleiders naar de blaas. Daar wordt de urine in opgevangen. De blaas bestaat uit verschillende spierlagen. De binnenkant is bekleed met slijmvlies. 

Tumoren van de blaas zijn meestal kwaadaardig (blaaskanker). Er zijn 2 soorten blaastumoren:

  • Invasieve blaastumor: deze tumor zit in het slijmvlies en in het spierweefsel van de blaas. Uit deze tumor kunnen uitzaaiingen ontstaan.
  • Oppervlakkige blaastumoren: deze tumor zit alleen in het slijmvlies en veroorzaakt bijna nooit uitzaai­ingen. Deze tumor kan wel groter worden, bloedingen veroorzaken en op den duur uitgroeien tot een invasieve tumor.

In beide gevallen moet de tumor worden verwijderd. Om een blaastumor weg te halen, vindt meestal een ope­ratie plaats (TURT). TURT staat voor Trans Urethrale Resectie van de Tumor. Transurethraal betekent 'via de plasbuis', resectie betekent 'wegsnijden. De operatie wordt via de plasbuis gedaan. 

Voorbereiding

Eten en drinken

Een aantal uren voor de operatie mag u niets eten of drinken. De uitleg hierover krijgt u tijdens het preoperatieve spreekuur. Ook worden er dan afspraken gemaakt over uw medicatie.

Bloedverdunners

Als u bloedverdunners gebruikt, moet u daar meestal een aantal dagen van tevoren mee stoppen.

  • Sintrom (acenocouma­rol): 3 dagen van tevoren.
  • Marcoumar (fenprocoumon): 5 dagen van tevoren.
  • Plavix (clopidogrel): 5 dagen van tevoren.
  • DOAC (xarelto of pradaxa): overleg met uw arts, het is afhankelijk van uw nierfunctie en de ingreep. 
  • Persantin: overleg met uw arts.

Ascal kunt u gewoon doorgebruiken.

Als u vragen hebt over het stoppen met bloedverdunners, neem dan contact op met een medewerker van de polikliniek Urologie. Bereikbaar op werkdagen van 8.30 tot 16.30 uur, telefoonnummer (0592) 32 52 65.

Bloed laten prikken

Als u Sintrom of Marcoumar gebruikt, moet u voor de operatie bloed laten prikken in het laboratorium in het ziekenhuis. Vergeet niet het labformulier mee te nemen! 

Uroloog, physician assistant of ANIOS

Op onze afdeling werken zowel urologen, een physician assistant en ANIOS (arts assistenten). Zij zijn medisch zorgverlener en doen op de afdeling Urologie zowel diagnostiek, behandeling als begeleiding. Overal waar in de tekst uroloog staat, kunt u ook PA of ANIOS lezen. 

De operatie

Op de verpleegafdeling

Op de verpleegafdeling krijgt u een operatiejasje aan. U krijgt medicijnen tegen de pijn en eventueel een rustgevend middel als dat met de anesthesioloog is afgesproken. Vanaf de verpleegafdeling wordt u naar de operatieafdeling gebracht.

Verdoving

Voor de operatie krijgt u verdoving (anesthesie), zodat u geen pijn voelt. Tijdens het preoperatieve spreekuur heeft de anesthesioloog met u besproken welk type verdoving in uw geval het meest geschikt is.  

Tijdens de operatie

Tijdens de operatie schuift de uroloog via de plasbuis een buisje in de blaas met een cameraatje en een lichtbron. Op deze manier kan de uro­loog de blaas van binnen bekijken. Aan het buisje zit een metalen draadje (lisje) waardoor elektrische stroom loopt. Daarmee kan de uroloog de blaastumor laagje voor laagje weg­snijden.

Door kleine beschadigingen aan de blaaswand kunnen bij het opereren bloe­dinkjes ontstaan. Deze worden meteen dichtgebrand.

Onderzoek weefsel

Tijdens de operatie wordt de blaas gespoeld met spoelwater. Het spoelwater wordt opgevangen. De weggesneden stukjes tumorweefsel worden eruit gezeefd en gaan voor onderzoek naar een laboratorium. Na een week hebt u een afspraak op de polikliniek Urologie om de uitslag van het weefselonderzoek te bespreken.

Na de operatie

Na de operatie hebt u een katheter in de blaas. Dit is een dun slangetje, dat via de plasbuis naar buiten loopt. Hiermee wordt de urine auto­matisch afge­voerd zodat de operatiewond in de blaas kan genezen. Ook kan via de katheter vloeistof worden ingebracht om het operatiegebied schoon te spoelen. Vaak kleurt de urine na de operatie eerst lichtrood door nog enkele kleine bloedinkjes. Als de urine weer helder is, kan de katheter eruit. Wanneer u zonder katheter weer redelijk normaal kunt plassen, mag u naar huis. Meestal is dat één tot twee dagen na de operatie. 

Infuus en medicatie

  • Na de operatie hebt u in uw arm een infuus. Dit is een slangetje waardoor u vocht en medicijnen kunt krijgen. Het infuus wordt de dag na de operatie weggehaald als uw bloedwaarden goed zijn, u niet (meer) misselijk bent en weer goed kunt drinken. 
  • Om trombose te voorkomen krijgt u dagelijks een injectie. Dit krijgt u zolang u in het ziekenhuis bent opgenomen.
  • U krijgt tabletten tegen de pijn. Als deze onvoldoende helpen, kunt u vragen om extra pijnstillers. 

Mitomycine blaasspoeling

Het is mogelijk dat u de ochtend na de operatie een blaas­spoeling krijgt met Mitomycine. Door de spoeling wordt de kans kleiner dat er tumoren terugkomen in de blaas. De spoeling krijgt u via de blaaskatheter. De katheter wordt dichtge­klemd zodat de spoeling in de blaas blijft. Na ongeveer anderhalf uur laat de verpleegkundige de spoeling weer uit de blaas lopen.

Risico's en complicaties

  • Tijdens de operatie kan er een gat in de blaas ontstaan (perforatie). Dit heeft te maken met de grootte en de plaats van de blaastumor. Een klein gaatje in de blaaswand sluit vanzelf, bij een groter gat is soms een operatie nodig om het gat te sluiten. Deze complicatie is zeldzaam.
  • Na de operatie kan een blaasbloeding optreden met mogelijk bloedverlies en stolselvorming tot gevolg. Meestal stopt zo'n bloeding spontaan.
  • Een andere complicatie is een urineweginfectie met koorts. Meestal kan de infectie goed worden behandeld met antibiotica. 

Waar u thuis op moet letten

Voor de eerste twee weken gelden de volgende adviezen:

  • Geen zware lichamelijke activiteiten doen.
  • Niet zwaar tillen.
  • Niet persen bij het poepen, zo nodig laxeer­middelen gebruiken.
  • Veel drinken, minstens anderhalve liter per dag, tenzij de uroloog iets anders met u afspreekt.

Klachten

  • U kunt last krijgen van blaaskrampen en een schrijnend gevoel hebben in de plasbuis.
  • U zult waarschijnlijk vaker moeten plassen dan anders en met meer aan­drang.
  • Er kan de eerste vier weken wat bloed in uw urine zitten.

Deze klachten zijn op zich niet verontrustend en gaan in de loop van enkele weken vanzelf over. 

Contact opnemen

Neem contact op met de polikliniek Urologie, telefoonnummer (0592) 32 52 65, als u de eerste 48 uur thuis de volgende klachten hebt:

  • U hebt steeds meer bloed in uw urine.
  • U hebt moeite met plassen door stolsels.
  • U kunt niet plassen of hebt brandende pijn bij het plassen.
  • U hebt koorts, 38,5° C of hoger.

Buiten kantooruren kunt u contact opnemen met de de Spoedeisende Hulp (0592) 32 55 55.

Vragen?

Als u een vraag hebt, kunt u uw vraag stellen via de BeterDichtbij app

Hebt u een dringende vraag, dan kunt u bellen met de polikliniek Urologie. De medewerkers zijn op werkdagen bereikbaar van 8.30 tot 16.30 uur, telefoon (0592) 32 52 65

urolo09 - oktober 2021