Aan een oog zitten spiertjes waarmee het oog kan bewegen. Normaal kijken beide ogen tegelijk naar hetzelfde punt. Als een kind scheelziet, kan dit komen doordat oogspiertjes te lang of te kort zijn. Het oog wordt dan scheefgetrokken. Het scheve oog en het rechte oog kijken daardoor verschillende kanten op. Een oogarts kan de oogspiertjes inkorten of verplaatsen, zodat het oog weer recht kan kijken.
Op z’n vroegst na twee maanden is duidelijk wat het resultaat is van de operatie. Meestal lukt het om het scheve oog met één operatie recht te zetten. Om ervoor te zorgen dat de ogen dezelfde kant op draaien, is het soms nodig om beide ogen te opereren.
Lui oog
Wanneer een kind scheel kijkt, ziet het dubbel. Dat dubbelzien is lastig. De hersenen van uw kind 'lossen dit op' door het scheve oog ‘uit te schakelen’. Uw kind kijkt dan nog maar met één oog en ziet dus niet meer dubbel. Het ‘uitgeschakelde’ oog kan op den duur lui worden. Uw kind kan dan niet meer scherp zien en ziet ook geen diepte meer. Na de operatie is het dan nodig om het luie oog verder te behandelen. Hoe eerder een lui oog wordt ontdekt en behandeld, hoe groter de kans dat de behandeling succes heeft.